(Regelmatig vraagt Reader’s Digest mensen om vanuit hun persoonlijker ervaring een opiniestuk te schrijven over een actueel onderwerp. De Noorse kunstenares en activiste Deeyah Khan schrijft over haar doorbraak.)
in oslo opgroeiend met een Pakistaanse vader en een Afghaanse moeder had ik het zwaar als kind. Ik was duidelijk niet Noors, had geen blauwe ogen, geen blond haar. Noorwegen telde toen nog niet zo veel immigranten en ik was me altijd bewust van een zeker ‘wij’- en ‘zij’-gevoel.
Op een dag – ik was 7 – hoorde m’n vader me zingen. De volgende dag kocht hij een klein keyboard voor me en ook kreeg ik m’n eerste muziekles van hem. Vanaf die dag draaide m’n leven om school en muziek.
Ik begon op te treden en werd al snel ‘ons multiculturele meisje’, hetbewijs van de positieve effecten van immigratie. Ik verbeeldde me dat ik kon helpen de houding van de Noren jegens buitenlanders te veranderen.
Sommige leden van de moslimgemeenschap hielden m’n vader echter voor dat mijn optredens “zelfs voor een jongen – laat staan voor een meisje – oneervol en immoreel’’ waren. “Dus, je moet er een eind aan maken.” Zijn antwoord luidde steevast: “Dank je voor je bezorgdheid, maar het is míjn dochter en ze is alleen míjn probleem.’’
Toen ik in Oslo optrad op een concert tegen racisme, kreeg ik een chemisch goedje in m’n gezicht gespoten. De pijn was ondraaglijk. Niemand in de band zag wat er was gebeurd, dus ik bleef doorzingen.
Ik ben ook een keer met een mes bedreigd en er is geprobeerd me te ontvoeren. We moesten steeds ons telefoonnummer wijzigen. Mijn ouders hadden het gevoel dat ze me niet konden beschermen en daar leden ze onder. Toen er eigenlijk geen dag meer voorbijging zonder pesterijen, bedreigingen of aanvallen, kocht ik een enkele reis naar Londen. Ik was net 17 geworden.
Kort voor m’n vertrek was ik op het postkantoor; achter het loket zat een meisje met een hoofddoek. Ze vroeg verlegen of ik Deeyah was en fluisterde toen: “Ik wil je bedanken. Ik weet dat het heel moeilijk voor je is. Dat komt doordat je de eerste bent. Jij moet de sneeuw platstampen en dan komen we achter je aan. Ik vind het heel erg dat het altijd jouw hoofd is dat op het hakblok ligt. Maar dat helpt ons wel. Dus, dankjewel.”
Ik weet niet of ze mij door m’n tranen heen heeft horen zeggen hoe dankbaar ik haar voor haar woorden was, voor de solidariteit, de steun en het begrip waar ik zo lang naar gehunkerd had.
Mijn verhuizing naar Londen voelde als een bevrijding, een kans om aansluiting te vinden in de samenleving. Ik kreeg een contract bij een label en begon commerciële popmuziek te maken. Dat verkocht goed, maar ik werd er niet gelukkig van. Ik dacht dat ik geen problemen meer zou krijgen zolang ik me maar gedroeg als iedereen.
Nadat ik een muziekvideo had opgenomen waarin ik danste met een zwarte man, begon de ellende echter weer. Ik kreeg anonieme telefoontjes en agressieve e-mails en ik werd op straat door mannen aangestoten en toegesist: “Kijk maar uit.”Het liep uit op bedreigingen waarin tot in de gruwelijkste details werd beschreven hoe ik vermoord zou worden.
Ik was bang, maar ook woedend. Opnieuw werd mijn bestaan gedefinieerd volgens andermans regels. Dat wilde ik niet nog eens. Ik verkaste naar Atlanta, waar ik wat mensen in de muziekindustrie kende. Ik was geestelijk uitgeput en emotioneel gesloopt. Het duurde twee jaar voordat ik er weer bovenop was.
Langzaam maar zeker nam mijn leven een nieuwe wending. Ik had van jongs af aan altijd veel fanmail ontvangen. Vaak deelden mensen hun problemen met me. De meeste mailtjes waren van Zuid-Aziaten die het heel zwaar hadden: jonge mannen die vanwege hun seksuele geaardheid met geweld en zelfs de dood werden bedreigd of jonge vrouwen die waren onderworpen aan een gedwongen huwelijk, waren verkracht of werden mishandeld. Steeds waren de eer van de familie, de normen van de gemeenschap en de tradities het excuus voor geweldd – en de reden om erover te zwijgen.
Ik was het zwijgen en steeds toegeven echter beu en ging samenwerken met charitatieve instellingen en ngo’s die hulp bieden aan kinderen die verwaarloosd en vrouwen die misbruikt worden.
Ik zette Sisterhoodnetwork.org op, een site voor jonge moslima’s die zich bezighouden met kunst.
De islamitische media in Engeland veroordeelden de site, omdat creatieve expressie geen aanvaardbare bezigheid voor meisjes en vrouwen zou zijn. Ik was razend. Waar haalt iemand het recht vandaan om iemand anders te verbieden gevoelens en ambities te hebben en met andere mensen van gedachten te wisselen?
Daarna lanceerde ik I Have a Voice een stichting die aandacht vraagt voor schendingen van de mensenrechten, vooral voor geweld tegen vrouwen. Ook heb ik de AVA, een stichting voor kunstonderwijs opgericht en de Honour-Based Violence Awareness Network, een digitaal informatiecentrum voor mensen die in de positie zijn om kwetsbare jonge mensen te helpen – politiemensen, verpleegkundigen, thuiszorgers, onderwijzend personeel, etc.
Ik maakte een documentaire over gewelddadige eerwraak. In eerste instantie had ik een educatieve film voor vrouwengroepen in gedachten. Toen stuitte ik op het verhaal van de 19-jarige Banaz Mahmod uit Londen. Ze belandde door toedoen van haar familie in een gedwongen huwelijk, vluchtte en werd verliefd op iemand anders. Daarop werd ze door haar vader, oom en een aantal vrienden van de familie vermoord.
Ik sprak met rechercheur Caroline Goode, die het onderzoek in de zaak Banaz Mahmod leidde. Ze deed haar werk met hart en ziel. “Ik houd van deze vrouwen”, zei ze tegen me. Het was alsof Banaz eindelijk de liefde en zorg kreeg die haar eigen familie haar had onthouden.
Het duurde bijna vier jaar voordat Banaz: A Love Story af was. Ik werd zo door het onderwerp gegrepen dat ik Memini (Nagedachtenis) lanceerde, een online herdenkingsplatform voor slachtoffers van eerwraak.
Ondanks alles vind ik dat ik een lot uit de loterij heb getrokken met ouders zoals de mijne en mijn geboorteland Noorwegen. Maar wat stelt m’n leven voor als ik geen bijdrage lever? Al die ervaringen hadden te maken met persoonlijke vrijheid, om te zingen, van iemand te houden, te studeren, te werken, te leven zoals je hart je ingeeft.
Via muziek, activisme en filmdocumentaires zal ik mijn stem blijven verheffen ten behoeve van de mensenrechten en van geweldloosheid. Dat is de enig mogelijke manier van leven, is mijn overtuiging. Anders zijn we ten dode opgeschreven.
——————————————-
Deeyah Khan woont tegenwoordig deels in Londen en deels in Oslo.